Modeldecoraties

Modelversierselen en decoraties:

In dit menu worden de decoraties beschreven die door militairen van de KL kunnen worden gedragen.

Betekenis van enige termen:

 

(1)decoraties onderscheiding

De versierselen behorende bij een ridderorde of een der overige militaire en civiele onderscheidingen.

(2) modelversierselen

De versierselen zoals statutair voorgeschreven, het (orde)kruis of de (ere)medaille hangend aan of bevestigd op het lint.

(3) modeldecoraties

In afwijking van bepaalde statuten dragen militairen, tenzij het een grootkruis, grootofficier dan wel commandeur betreft, de versierselen militair opgemaakt, d.w.z. de (orde)kruizen en (ere)medailles niet hangend aan het lint maar op het lint bevestigd.

(4) klein-modeldecoraties

Sterk verkleinde uitvoeringen van de Modelversierselen.

(5) baton

Een strook van het bij de decoratie behorende lint, welke door middel van een metalen kern is verstevigd.

(6) rozet

Een knoop in de kleuren van het ordelint, welke op het lint van de klein modeldecoratie en de baton wordt gedragen.

(7) barrette

Een rozet op een stukje galon van goud, half goud/half zilver dan wel zilver dat op het lint van de klein-modeldecoratie en de baton wordt gedragen.

(8) gesp

Een metalen versiersel op het lint en de baton, oorspronkelijk bedoeld voor deelname aan bijzondere krijgsverrichtingen.

 

Een modelversiersel wordt -met uitzondering van die voor een grootkruis, grootofficier en commandeur- militair gedragen op de linkerborst op het DT, de bovenzijde van het lint even boven het midden van de borstzak, op het GLT op overeenkomstige hoogte; bij twee of meer modeldecoraties gedragen, dienen deze te zijn bevestigd aan de decoratiegesp; de decoraties mogen elkaar gedeeltelijk bedekken, maar het de meest rechts gedragen kruis/medaille (aan de zijde van de jassluiting) dient als de belangrijkste, geheel onbedekt te blijven; decoraties worden niet gedragen op het GVT en overkleding: indien bij een plechtigheid een decoratie wordt uitgereikt is het de decoreerde toegestaan, uitsluitend op die dag, deze decoratie op het GVT te dragen; bij de graad van officier in een ridderorde is het lint van de modeldecoratie voorzien van een rozet; op het uniform mag maar een rij modeldecoraties worden gedragen, ongeacht het aantal decoraties dat de militair gerechtigd is te dragen; deze rij mag niet langer zijn dan de afstand tussen linkerschoudernaad en de uiterste rand van het linker uniformpand waarbij de eersted ecoraties zo nodig de revers overlappen; indien het aantal decoraties te groot is om op een rij te worden gedragen, dient de militair zich tot het dragen van een kleiner aantal te beperken; in dit kleiner aantal dienen in elk geval de door of vanwege H.M. de Koningin verleende decoraties te zijn opgenomen; indien een giberne of nestels worden gedragen, dan zijn deze over de modeldecoraties, c.q. over het lint van een grootkruis heen bevestigd.

 

 

 

 

Batons:

 

Het lint van een decoratie in de vorm van een baton wordt gedragen op de linkerborst; het midden van de baton geplaatst even boven het midden van de linkerborstzak of overeenkomstige hoogte (vrouwelijke militairen); de batons mogen niet door de revers van het uniform worden bedekt; de klassen van een ridderorde worden op batons aangeduid op de wijze als hiervoor vermeld onder miniatuurversierselen; meerdere batons worden in aaneengesloten rijen (van maximaal vier batons) zonder onderlinge tussen ruimte op de hierna aangegeven wijze aangebracht:

2 batons:   A B

3 batons:   A B C

4 batons:   A B C D

5 batons:   A B

C D E

6 batons:   A B C

D E F

7 batons:   A B C

D E F G

 

enzovoorts (de letters in de voorbeelden geven de rangorde aan)

 

Modeldecoraties Koninklijke Marine

 

In dit menu worden de decoraties beschreven die door militairen van de Koninklijke Marine kunnen worden gedragen.

 

Grootkruis

 

Een militair, aan wie het grootkruis ener orde is verleend, draagt het ordeteken daarvan op hetuniform aan het lint, dat als sjerp wordt gedragen over de rechterschouder naar de linkerheup.Het lint ligt daarbij onder de nestel en onder de epauletten of schoudertressen,schouderkwasten, koppel of sjerp. Bij de avondkleding wordt, indien daarbij een grootkruis vanmodel formaat wordt gedragen, het lint echter onder het baadje gedragen, en wel over het vestbij aanwezigheid van vorstelijke personen of buitenlandse staatshoofden, en onder het vest inandere gevallen. Een militair als bedoeld in het eerste lid draagt op de uniform de ster van het grootkruis op delinkerborst onder de plaats, aangegeven in artikel 9 voor de overige onderscheidingen vanmodel formaat.

Indien de militair meer dan een grootkruis bezit, draagt hij slechts een daarvan aan het lint.Mitsdien moet hij bij elke gelegenheid zelf beoordelen, welk grootkruis hij op die wijze zaldragen. Hij zal daarbij rekening houden met de verplichting zoveel mogelijk eer te bewijzen aande gastheer of de voornaamste eregast dan wel aan de hoogste der aanwezige vorstelijkepersonen of buitenlandse autoriteiten. De sterren, behorende bij de grootkruisen, draagt hij,afhankelijk van het aantal, hetzij onder elkaar, hetzij in de vorm van een driehoek met de puntnaar boven, hetzij in de vorm van een ruit.

Op het uniform worden, ongeacht het aantal onderscheidingen, dat een militair bezit, niet meerdan vier van de eventueel bijbehorende sterren of plaques gedragen.

Bij het bezit van meer dan vier grootkruisen moet de militair, hierbij lettende op de aard van debetrokken gelegenheid, zelf beoordelen welke sterren hij zal dragen. Mocht de verplichting,bedoeld in het derde lid, hem noodzaken het grootkruis van een buitenlandse orde aan het lintte dragen, dan zal hij echter, indien hij ook een Nederlands grootkruis bezit, in elk geval de sterdaarvan dragen.

Grootofficier

 

Een militair, die grootofficier in een orde is, draagt het ordeteken daarvan aan een lint om dehals. Bij een uniform met open kraag wordt het zodanig gedragen, dat het lint ligt hetzijgezamenlijk met de das tussen de omgeslagen boord, hetzij onder de das tegen de staandeboord. Het ordeteken zelf hangt, wanneer een omgeslagen boord wordt gedragen, met het lintboven de das, even onder de dasknoop en, wanneer een staande boord wordt gedragen, ondertegen de dasknoop aan. Bij een uniform met gesloten kraag ligt het lint onder de jas – hetordeteken hangende uit de sluiting van de kraag ter hoogte van de bovenste knoop – en welzodanig, dat het lint nog juist zichtbaar is.

Een militair als bedoeld in het eerste lid draagt de ster, behorende bij het ordeteken, op hetuniform op overeenkomstige wijze als die van een grootkruis. Wanneer zij gezamenlijk wordengedragen, gaan de sterren van grootkruisen in rangorde vóór die van de grootofficier, met dienverstande, dat de ster van grootofficier in een Nederlandse orde de voorrang heeft boven dievan een buitenlands grootkruis.

Een militair, die in meer dan een orde grootofficier is, draagt aan het lint om de hals het tekenvan de orde, welke – afhankelijk van de aard van de betrokken gelegenheid – daarvoor hetmeest in aanmerking komt. Behoudens hetgeen is bepaald in het vierde lid en met inachtnemingvan artikel 6, vierde lid, draagt hij in dat geval van de andere orden alleen de sterren; bij eenuniform met gesloten kraag bovendien ten hoogste twee van de andere ordetekens en wel -naar rangorde – onder elkaar op de wijze, aangegeven in het eerste lid, doch aan een kort lint,dat aan de binnenzijde van de jas nabij de sluiting is vastgemaakt.

Bij het dragen van buitenlandse grootkruisen of grootofficierkruisen moet, indien de militair ookgrootofficier in een Nederlandse orde is, daarvan in elk geval of tevens het ordeteken aan hetlint om de hals en de ster, of de ster alleen worden gedragen.

Commandeur

 

Een militair, die commandeur in een orde is, draagt het ordeteken daarvan aan een lint om dehals op de plaats en op de wijze, aangegeven in artikel 7, eerste lid.

Ten aanzien van het bezit van meer dan een commandeurskruis is artikel 7, derde lid, vanovereenkomstige toepassing, met dien verstande, dat:a. bij het dragen van een buitenlands ordeteken door een militair, die ook commandeur is in eenNederlandse orde, bij de uniform met open kraag tevens het kruis van de laatstbedoelde ordeaan het lint om de hals wordt gedragen;b. bij de avondkleding, waarbij grootkruisen, grootofficierkruisen en commandeurskruisen vanmodel formaat worden gedragen, de commandeurskruisen, welke niet aan het lint om de halsworden gedragen, op het baadje worden gedragen in klein formaat, op de wijze, aangegeven inartikel 10.

Indien bij een commandeurskruis een ordeteken behoort, dat als plaque op de borst moetworden gedragen, is daarop van toepassing hetgeen in de artikelen 6 en 7 is bepaald voor hetdragen van de sterren van grootkruisen en grootofficieren.

Overige onderscheidingen van model formaat

Een onderscheiding van model formaat, met uitzondering van die, bedoeld in de artikelen 6, 7en 8, wordt op de uniform gedragen, bevestigd op het lint in opgemaakte vorm, op het middenvan de linkerborst – eventueel boven de borstzak of de brevetonderscheidingstekenen – en welzodanig, dat de bovenzijde van het lint één lijn vormt met de denkbeeldige horizontale lijn,getrokken tussen de linkeroksel en het midden van de borst. De breedte van het enkele lint is 27mm, die van het lint in opgemaakte vorm 48 mm.

Indien een militair bevoegd is meer dan een onderscheiding te dragen, moeten deze – eveneensop het lint – zijn bevestigd op een decoratiespeld, welke op de uniform wordt aangebracht op deplaats, bedoeld in het eerste lid. De decoratiespeld heeft de lengte, welke voor het aantal tedragen onderscheidingen is vereist, doch mag niet langer zijn dan de afstand, gelegen tussende linkerarmsgatnaad en het midden van de borst.

De onderscheidingen worden op de decoratiespeld bevestigd in de volgorde, aangegeven in deartikelen 12, 13 en 14, en wel zodanig, dat zij elkaar, naarmate de plaatsruimte dit vereist,gedeeltelijk bedekken, dat de onderscheiding, welke het verste van de linkerschouder isgeplaatst, geheel zichtbaar is en dat zij ook aan de benedenzijde een horizontale lijn vormen.

Op het uniform mag slechts één rij onderscheidingen – bevestigd op een decoratiespeld -worden gedragen, ongeacht het aantal, dat de militair bevoegd is te dragen. Indien het aantal tegroot is om op één rij te worden gedragen, moet de militair zich tot het dragen van een kleineraantal beperken. Dat kleinere aantal moet in elk geval de onderscheidingen bevatten, welkedoor of vanwege Ons zijn verleend, en mag voorts bestaan uit de onderscheidingen, welke voorde militair vervolgens de hoogste waarde vertegenwoordigen.

Indien een militair bevoegd is op het lint van een onderscheiding meer dan een gesp te dragen,moeten die gespen zijn aangebracht – van beneden naar boven – in de volgorde, waarin zij zijnverkregen.

Onderscheidingen van klein formaat

Een onderscheiding van klein formaat wordt op de uniform gedragen hangende aan het lint, dat is versmald tot een breedte van ongeveer 15 mm. Voor het grootkruis van en voor grootofficier,commandeur of officier in een orde is het lint voorzien van een rozet, voor het grootkruisgeplaatst op een balkje van goudgalon, voor grootofficier op een balkje aan de zijde van delinkerschouder van goudgalon en aan de andere zijde van zilvergalon, en voor commandeur opeen balkje van zilvergalon.

Onderscheidingen van klein formaat worden aangebracht op een uniform met open kraag in ofter plaatse van het knoopsgat op de linkerrevers, op een uniform met gesloten kraag op dewijze, aangegeven in artikel 9, eerste lid.

Indien een officier bevoegd is meer dan een onderscheiding te dragen, worden deonderscheidingen van klein formaat – eveneens hangende aan het lint – bevestigd op eendecoratiespeld op de wijze, aangegeven in artikel 9, derde lid.

Op de onderscheidingen van klein formaat is artikel 9, vierde lid en vijfde lid, vanovereenkomstige toepassing.

Linten (batons)

Het lint van een onderscheiding, in de vorm van een baton, wordt op de uniform gedragen op het midden van de linkerborst, en wel zodanig, dat de bovenzijde van de baton een lijn vormt met de denkbeeldige horizontale lijn, getrokken tussen de linkeroksel en het midden van de borst. Indien een militair bevoegd is meer dan een onderscheiding te dragen, draagt hij de linten ervan op de linkerborst in rijen van ten hoogste drie batons, in welke rijen zij naast elkaar en zonder tussenruimte worden aangebracht, en wel op de wijze, welke hierna als voorbeeld voor twee, drie, vier of vijf linten is aangegeven.

2 Batons:  A B

3 Batons:  A B C

A

4 Batons:  B C D

 

5 Batons :  A B

C D E

In afwijking van het tweede lid mogen door een militair, die bevoegd is meer dan negen batons te dragen, bij een uniform met open kraag die batons worden gedragen in rijen van drie tot vijf batons, welke aan de buitenzijde der linkerrevers trapsgewijs naar beneden uitlopen en die aan de schouderzijde een verticale lijn vormen, dan wel, bij een uniform met gesloten kraag, in rijen van meer dan drie batons. Elke baton is breed 27 mm en hoog 11 mm, met dien verstande, dat de batons van het ereteken voor belangrijke krijgs- verrichtingen, van het oorlogsherinneringkruis en van het ereteken voor orde en vrede, indien op die batons meer dan twee sterren worden gedragen, 37 mm breed zijn. De batons moeten een getrouw beeld geven van de onderscheidingen, waarop zij betrekking hebben. Te dien einde moeten zij, behalve van het aantal sterren, dat de militair gerechtigd is te

dragen, zijn voorzien van de cijfers of andere tekenen, zoals die voor de verschillende onderscheidingen zijn omschreven in de tweede kolom van de staat, voorkomende in artikel 12. Indien een baton moet zijn voorzien van een verkleind model van de betrokken onderscheiding, van een cijfer of van een ander teken, moet de verticale middellijn daarvan ten minste 5 en ten hoogste 9 mm bedragen.

Voor verdere informatie zie Voorschriften Koninklijke Marine VKM003

Reacties zijn gesloten.